Intelligentie
Je hebt zelf waarschijnlijk al een bepaald beeld voor ogen wanneer je aan een hoogbegaafd kind denkt. Vaak denkt men dat hoogbegaafd zijn met een hoog IQ samenhangt, maar daarmee ben je er nog lang niet. Er zijn veel andere kenmerken die op begaafdheid (kunnen) wijzen. Van alle kenmerken is het hoge IQ wel het makkelijkst meetbaar. Wanneer er twijfels blijven over het al dan niet begaafd zijn van een kind wordt daarom vaak gekozen voor een intelligentie-onderzoek. Aan de hand van de scores van het kind kan een psycholoog of orthopedagoog de diagnose hoogbegaafd stellen. Hieronder de normaalcurve die daar voor gebruikt wordt:
Nu vormt het IQ van een kind maar een deel van het hoogbegaafd zijn. Bovendien is een intelligentieonderzoek altijd een momentopname. Het welbevinden van een kind kan de uitslag negatief beïnvloeden. Het is daarom goed om te kiezen voor een onderzoeker die ervaring heeft met hoogbegaafdheid en ook de andere kenmerken meeneemt voor het stellen van een diagnose.
Aanleg en omgeving
Er is de laatste honderd jaar veel onderzoek gedaan naar hoogbegaafdheid en er bestaan dan ook verschillende theorieën en modellen ten opzichte daarvan. Onderzoekers zijn het er over eens dat een kind hoogbegaafd is wanneer het in staat is een excellente prestatie te leveren.
Elke theorie heeft een eigen zienswijze op de invloed van aanleg en omgeving op het leveren van zo’n excellente prestatie. De laatste decennia gaan we er vanuit dat een passende omgeving thuis en op school grote invloed heeft op de ontwikkeling van een begaafd kind. School en leerkracht worden vaak nadrukkelijk genoemd. Logisch, een talentvolle voetballer heeft ook een goede trainer en goed materiaal nodig om te presteren.
Modellen
Ik noemde al dat er veel verschillende modellen zijn met betrekking tot hoogbegaafdheid. De meest invloedrijke daarvan bespreek ik hier kort in chronologische volgorde. Ik eindig met het denk-luik en zijns-luik van Tessa Kieboom. Dit meer recente model laat goed zien waarin hoogbegaafde kinderen naast hun denken nog meer verschillen van andere kinderen.
In 1978 introduceerde Joseph Renzulli zijn drieringenmodel. Hij vond dat er pas sprake was van hoogbegaafdheid wanneer een kind niet enkel bovengemiddelde vaardigheden heeft maar ook creatief en gemotiveerd. Een hoogbegaafd kind dat niet gemotiveerd is zal niet snel tot een excellente prestatie komen. Verder is creatief denken nodig om op nieuwe, uitzonderlijke ideeën te komen.
In 1985 breidde Franz. J. Mönks het model uit met de omgevingsfactoren die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het hoogbegaafde kind. Het zogenaamde triadisch model of meerfactorenmodel.
In de jaren tachtig werkte Howard Gardner in Amerika aan een theorie die hoogbegaafdheid in een heel ander licht stelde. Hij gaat er vanuit dat de menselijke intelligentie uit verschillende categorieën bestaat. Een hoge muzikale intelligentie of lichamelijke intelligentie hoeft niet samen te gaan met grote intellectuele vermogens.
In 1992 heeft Heller de theorieën van Gardner en het meerfactorenmodel van Renzulli in een uitgebreid model met elkaar verbonden. Hij wil daarmee vooral verbeelden dat er veel factoren zijn die invloed hebben op de prestaties van kinderen.
De intelligentie van kinderen is hiermee niet zo bepalend als vaak wordt gedacht. Kinderen kunnen op verschillende gebieden begaafd zijn. Verder zijn er ook andere persoonlijkheidskenmerken en steun vanuit de omgeving nodig om begaafdheid te kunnen verzilveren.
Op dit moment is Tessa Kieboom een grootheid op het gebied van hoogbegaafdheid. Ze staat o.a. aan het hoofd van Excentra een expertisecentrum voor hoogbegaafdheid in Antwerpen. Zij gaat bij het begeleiden van hoogbegaafde kinderen uit van haar denk- en zijnsluik.
Hieronder een interpretatie van haar model. Vooral de term zijnsluik geeft goed weer welke kenmerken onderdeel uitmaken van het zijn van deze kinderen. We kunnen deze niet als bijzaak zien of terzijde schuiven. Tessa Kieboom heeft meerdere boeken hier over geschreven. Een aantal daarvan vind je terug onder het tabblad aanbevolen.
Binnen het basisonderwijs worden de kinderen die daadwerkelijk tot excellente prestaties komen makkelijk als hoogbegaafd herkend. Hoogbegaafde kinderen die door omstandigheden of belemmeringen (nog) niet deze prestaties kunnen laten zien blijven vaak onder de radar. Ze missen daardoor het aanbod en de begeleiding die passen bij hun ontwikkeling. Zij raken ongemotiveerd, gefrustreerd of ontmoedigd. Wanneer je enkel afgaat op de theorie en de cijfers vallen ze soms zelfs niet meer binnen de kaders van hoogbegaafdheid. In de praktijk betekent het vooral dat zij ons leerkrachten hard nodig hebben om tot hun recht te komen.
JIJ DOET ERTOE!